home
2005
16. De
Priemsprong.
In één van de vorige
hoofdstukken noemde ik al de priemsprong. Ik heb laten zien dat God als Elohim
op de 10de letter van de bijbel verschijnt en met de priemsprong de waarde 112
van Jahwe Elohim (26+86=112) vast legt:
10
priem
10=23 priem 23=79
10+23+79=112
Ook
in Gen.1:4 is iets dergelijks te vinden. Het woord 'het licht', ,
begint
hier op de 12de letter van het vers en is het 31ste woord van Genesis.
Vervolgens begint het 'nota objectie', ,
dat bij het woord licht hoort, op letter 113 van Genesis, en de gematria van beide
woorden samen is 212+401=613. Nb. dit is de derde keer dat het woord licht
in de bijbel verschijnt.

Gen.1:4: En God zag dat het
licht goed was. En God maakte scheiding tussen het licht
en de duisternis.
= *-het
licht
|

|
letter
12 in vers Gen.1:4
|

|
woord
31 in Genesis
|

|
letter
113 in Genesis
|

|
het licht: gematria 613
|
Priem 12=31 P31=113
P113=
613
|
Zo zien we dat
via de eerste letter van het zelfstandig naamwoord 'het
licht' de 12, de 31,
de
113 en de 613 worden
bereikt (zie priemtabel).
Volgens de Joodse traditie bevat de Torah 613 ge- en ver-boden. De Torah is het
boek waar God zijn Woord mee begint, het Woord dat licht moet brengen in de
wereld. De ge- en ver-boden, de wetten, helpen ons inzicht te verkrijgen in goed
en kwaad. Deze zijn 'in de Torah' te vinden, ,
5+200+6+400+2=613 (zie ook http://www.biblewheel.com/GR/GR_613.asp
of http://en.wikipedia.org/wiki/613_mitzvot). Deze moeten helpen het licht in de wereld te brengen. Op letter
113 begint het licht hier. Het woord ,
voorschrift, verordening (Num.9:14) heeft de getallenwaarde 113. Daarnaast is 113
ook de getallenwaarde van het woord: ,
vergeving. Daarmee begint het licht. Zo zien we hier dat God
de wet en de vergeving in het licht
samenbrengt. Het zelfstandig naamwoord 'het
licht' begint op letter 12 in vers 4,
het 4de woord en is verbonden met
de 12de Elohim die in de bijbel tekst verschijnt (Gen.1:10,
woord 10); dit is namelijk woord 113 (P12=31, en P 31=113) De hee van 'het
licht' is de 16de hee in de bijbel en de hee
van de 12de Elohim, , is de 47ste
hee, zodat de aantal hee's tussen het licht en de 12de Elohim 47-16=31x
de hee is. Zo blijkt hier de twaalfde priem 31 door middel van 31 hee's in de
tekst te zijn geweven. Daarnaast is het 16de priemgetal 47 (P16=47)
(Mogelijk
speelt ook het derde volkomen getal 496
een rol. 496=16x31, de som van deze vermenigvuldigingsfactoren is 16+31=47).
En deze hee in de 12de Elohim is letter 439 van de bijbel en 439 is het 86ste
priemgetal (P86=439). Dit kan een aanduiding zijn dat God sterk is verbonden met de
twaalf. De tekst blijkt hier dus vol te zitten met priemsprongen en
priemsprongetjes. Mogelijk is er ook nog een driehoeksverband tussen woord 31 en
113, want 'het licht' is het 4de woord in het 4de vers en de 12de Elohim
is het 10de woord in het 10de vers. Het driehoeksgetal van 4 is immers 10
(1+2+3+4=10). Er
zijn nog wel meer wiskundige relaties te vinden. Maar
waarvoor dient dit alles? Ik denk dat het scheerlijnen zijn aan de 'tent' van
God. De bijbel legt er zeer grote nadruk op dat er geen jota of tittel mag
worden veranderd. Niets mag worden toegevoegd of weggelaten (Openb.22:18-19) Dit
zijn elementen waarmee de letters in de bijbeltekst zijn vastgelegd. En bedenk
dat mijn inzicht maar beperkt is en dat er waarschijnlijk nog vele andere
mogelijkheden zijn.
Ik
zie Gen.1:1 als een
soort genetische code van waaruit de bijbel zich ontvouwt. Dit vers heeft 7 woorden
en 28 letters. De priemsprong van 7 brengt ons via 13 bij 37, een van de
factoren van het eerste vers (37x73). Ik wil hier naar de priemsprong van 28 kijken,
waarbij opgemerkt kan worden dat 28 het driehoeksgetal van 7 is:
28 P28=103 P103=557 |
Het
derde getal van deze 'priemsprong' is 557. Vermenigvuldigd met zijn ordernummer
3 is dat: 3x557=1671. Dit is gelijk aan het totaal aantal letters van hoofdstuk
1 van Genesis.
Priemsprong
en het aantal letters van het eerste hoofdstuk
|
1.
|
2.
|
3.
|
3x557=1671
aantal
letters Gen.1:1-31
|
28
|
103
|
557
|
*
Dit is
nog een toevoeging aan hoofdstuk 11
waar ik heb laten zien hoe de
getallenstructuur van het eerste hoofdstuk van de bijbel is. We kunnen
ons realiseren dat 28, het aantal letters van het eerste vers, de 3hoek van 7 is. Een soort samenwerkingsverband
tussen de 3 en de 7. Het woord 'eerste' is in het Hebreeuws:
(Ex.12:2),
50+6+300+1+200=557. Hiernaast heeft slechts één vers in de bijbel de gematria
557. Dit Ps.33:9:
|
De som van de
getallen van de priemsprong van 28 is:
28+103+557=688
Dit nu is de
getallenwaarde van 'Jezus' zoals die naam voor het eerst verschijnt in het
Nieuwe Testament. De schrijfwijze van 'Jezus Christus' in Math.1:1 is: ,
688+1680=2368. Meestal is de schrijfwijze: ,
888+1480=2368 (Math.1:16) Dit verschil heeft een grammaticale oorsprong. We
onthouden dus even de getallenwaarde 688 voor de naam Jezus. Vervolgens wil ik deze priemsprong nog op een andere manier benaderen. We kunnen deze
ook zien als een opwaardering van letter naar woord, en van woord naar vers:
1.
|
2.
|
3.
|
28
|
103
|
557
|
letter
|
woord
|
vers
|
Zoeken
we nu versnummer 557 dan blijkt dat Gen.22:9 te zijn. Vandaar uit tellen we
103
woorden. Deze 103 woorden omvatten precies 6 verzen: Gen.22:9-14. Deze verzen
kunnen natuurlijk geen 28 letters omvatten; deze 6 verzen
bevatten 386 letters, hetgeen de getallenwaarde is van ,
Jezus. De tekst van deze 6 verzen gaat over het offeren van Izaäk door Abraham en
vormt een geheel. Het is een voorafspiegeling van het offer van Christus. In het
vooraf gaande vers (Gen.22:8) zegt Abraham dan ook dat God zelf voor het lam
voor het offer zal zorgen:
Het lam, ,
is het centrale woord in dat vers, dwz 'het lam' is het middelste woord. Het vers heeft 11 woorden en het lam is woord
6 (Priem 6=11) Bovendien staat het woord ook op de centrale letterplaatsen: het vers
heeft 45 letters en het lam staat op letter 22, 23 en 24. In het
hoofdstuk zijn de letterplaatsen van het lam 495, 496 en 497, som 1488 of
3x 496. Drie maal het derde volkomen getal. Een wel zeer perfect lam! In het
vers is de som van de letterplaatsen van het lam: 22+23+24=69. De som van de 6 versnummers in
hoofdstuk 22 is ook 69: 9+10+11+12+13+14=69. Daar deze 6 verzen 386
letters bevatten verbergt of openbaart de bijbeltekst hier dat Jezus het
offerlam zal zijn. We kunnen ons ook realiseren
dat het 69ste priemgetal 337 is: ,
86+251=337, God sprak. De som van de 6 versnummers in de bijbel is: 557+558+559+560+561+562=3357. In factoren is dat 9x373 of 9x ,
logos, Woord. Jezus wordt het Woord van God genoemd. De bijbelschrijver legt het er dik bovenop.
In de voorgaande
hoofdstukken heb ik al aangegeven dat de mem een relatie met Christus heeft. In
deze 6 verzen met 386 letters bevinden zich 37 mem's. Aangezien de mem de
getallenwaarde 40 heeft, vinden we dus ook hier weer 37x40=1480= ,
Christus. Hier vinden we een evenwichtige verdeling tussen de mem's: 19
gewone en 18 sluitmem's. Deze verdeling wordt goed
zichtbaar als we de mems in een Davidsster met 37 éénheden plaatsen:
Zoeken
we nu de volle waarde op van de mem en de sluitmem dan vinden we (19x40)+(18x600)=760+10800=11560.
Woord 11560 vinden we in Gen.30:39 woord 6: ,
schapen, kudde. Zo worden degenen genoemd die naar Gods Woord luisteren. De ram,
,
is de leider van de kudde. Deze ram symboliseert Jezus die geofferd wordt voor
zijn 'kudde'. Deze ram zit met zijn horens vast in het struikgewas/doornstruik;
zo krijgt Jezus ook zijn doornenkroon (Joh.19:5). In Gen.22:13 wordt het woord 'ram' 2x gebruikt. De eerste maal als
en de tweede maal samen met het 'nota objectie' eth:
'de ram'.
De som van de letterplaatsen van deze drie woorden in dit vers is:
(25+26+27)+(58+59)+(60+61+62+63)=
78
+ 117 + 246 = 441
De
lezer zal inmiddels het getal 441 als het getal van 'waarheid', ,
herkennen, waarvan
Jezus zegt dat Hij dat is. In de groep van 6 verzen is
het 86ste woord, het getal van Elohim, God. Zo vertelt God dat
hij zelf voor zijn offerlam zal zorgen, het offerlam dat in Christus vorm
krijgt. In dit bijbelverhaal figureert Izaäk als offerlam: =100+8+90+10=208
(=8x26)
De getallenwaarde 208 blijkt ook de som van de viervoudige priemsprong
van 7 te zijn: 7+13+37+151=208.
1.
|
2.
|
3.
|
4.
|
7+13+37+151=208
|
7
|
13
|
37
|
151
|
4x151=604
|
7
|
Driehoek 7=28
|
Priem 28=103, P103=557
|
28+103+557=
|
688
|
=8x86
|
 
|
Priem 7=13, P13=37, P37=151
|
7+13+37+151=
|
208
|
=8x26
|
De driehoek van 7
is 28. In factoren is dat 4x7. De driehoektelling van de 4 priemgetallen van de
priemsprong van 7 is 208. Hiermee lijkt 208 een soort opwaardering van de 28 te zijn.
Het woord Izaäk begint op de 64ste letter van deze vers groep. De 4de priem van
die priemsprong van 208 is 151 en 4x151=604. Dit lijkt een opwaardering te zijn
van 64. Overigens heeft de tekst in Gen.22:9 waar Izaäk op het altaar wordt
gelegd precies 28 letters.

Als we deze 28
letters uit de 386 letters nemen, Izaäk wordt immers niet geofferd,
houden we 386-28=358 letters over. 358 is de gematria van Messias, ,8+10+300+40=358.
Indien het Ismaël
was die door Abraham op het altaar was gelegd om hem te offeren, zoals de
Islamitische traditie wil, hoewel de Korantekst de naam Ismaël hier niet noemt, dan
zou het
systeem zoals ik dat hier beschreven heb, in elkaar vallen. De naam Ismaël, ,
heeft twee letters meer dan Izaäk, .
De tekst zou dan 388 letters hebben en geen 386. Bovendien zou er dan ook één
mem meer in de tekst staan en zouden we voor de mem, die Christus
vertegenwoordigt, 38x40=1520 vinden in plaats van 37x40=1480, .
Dus één mem te veel. Tot op heden waren deze wiskundige elementen van de
bijbeltest onbekend, maar worden nu bekend na meer dan 3000 jaar. Als we hier
meer inzicht in krijgen kunnen we hiermee nagaan of teksten vervalst of
verdraaid zijn. En ik vrees dat de Koran schrijver een aantal bijbelse feiten heeft
verdraaid. Mozes heeft de betreffende teksten in de Torah ongeveer 450 jaar na Abraham
opgeschreven; de Koran schrijver ongeveer 2000 jaar daarna.
home
vorige
volgende
© Frank Colijn 2005 .
|